Sint-Martinus- en Sint-Ludovicuskerk van Everberg

Foto kerk Everberg, Sint-MartinusDe kerk van Everberg is oorspronkelijk een Romaanse kerk. Het onderste gedeelte van de toren herinnert hieraan. In de 16de eeuw kwamen er het koor bij in laatgotiek met de Brabantse steunberen en de noordelijke kruisbeuk met de O.L.Vrouwkapel. In de 17de eeuw werd het bovenste gedeelte van de toren herbouwd. In 1714 kwam er een nieuwe sacristie bij. De Sint-Hubertuskapel of de zuidelijke kruisbeuk werd in 1720 gebouwd door de 2de Prins de Rubempré. Hij was 'grand veneur' of erfelijk opperjachtmeester van Brabant vandaar ook de devotie voor Sint-Hubertus, patroon van de jagers. De Opperjachtmeestersstraat te Vrebos herinnert aan deze functie. In 1773 waren er plannen van J.B. De Ronde voor de vergroting van de kerk, maar van uitvoering was er geen sprake. De kerk was in de 19de eeuw in een rampzalige toestand. Gravin Louis de Merode, de schoonzuster van Graaf Amaury de Merode stelde in 1881 71.000 BEF ter beschikking om de kerkrestauratie mogelijk te maken. In 1893 was de nieuwe kerk klaar. De werken werden uitgevoerd o.l.v. architect Hendrik Beyaert (de man van het briefje van 100 BEF) en architect Paul Hankar. De titel van Sint-Martinuskerk verwijst naar de oudste kerken in de streek. De aanvulling met St.-Ludovicus werd toegestaan door kardinaal Goossens in 1890 omwille van de financiële tussenkomst van de familie de Merode bij de bouw van de kerk en als herinnering aan graaf Louis de Merode. In het koor vinden we de grafsteen van de 1ste Prins de Rubempré (+1707) ridder van het Gulden Vlies en opperjachtmeester van Brabant. We vinden hier ook glasramen van J. Capronnier met de wapenschilden van de Merode en Arenberg. De voorbehouden plaats voor de Prinsen de Merode in de kerk van Everberg kan rechtstreeks van buiten uit bereikt worden en geeft zicht op het hoofdaltaar. We vinden er ook de schoorsteenmantel met het wapenschild de Merode. De Prinsen de Rubempré hadden ook het recht van het eerste wijwater, wat tot processen aanleiding gaf. Na Vaticaan II werd de Sint-Hubertuskapel of de leeuwenkuil de voorbehouden plaats. Hier vinden we de grafsteen van de 2de Prins de Rubempré (+ 1743), ridder van de Orde van het Gulden Vlies en bouwer van deze kapel.Opvallend is de leuze 'Hongrie et pour cause Rubempré'. Zowel de families de Croy als de Rubempré beweerden af te stammen van de koningen van Hongarije, vandaar de leuze. Wit en rood zijn zowel de kleuren van de koningen van Hongarije, als van de families de Croy en de Rubempré. Antoine de Rubempré huwde in de 15de eeuw Jacqueline de Croy. Rubempré is een dorp en een heerlijkheid in Picardië in Noord-Frankrijk. Tegen de muur hangen de rouwborden of obiïts van de Graven later Prinsen de Merode vanaf Graaf Werner de Merode . Achteraan in de kerk vinden we een gedenkplaat, die herinnert aan de financiële tussenkomst van de families de Merode, Monaco en Savoie-Aoste bij de bouw van de kerk.

Opvallend is ook het reliekschrijn van Sint-Martinus in de Sint-Hubertuskapel. Het bustebeeld is in 1598 geschonken door Geraert Van Berum.

Bibliografie:
F.MAES. Meerbeek en zijn verleden - Eigen Schoon en De Brabander, 1960.
H. VANNOPPEN. De geschiedenis van Meerbeek, de baronie tussen de Tomme en de Burcht. 1979, p. 47, p. 175-178.
H. VANNOPPEN. Het pachthof van de Zeven Slapers te Meerbeek, het Wijnegemhof en De Koning van Spanje te Schoonaarde -De Autotoerist, 1980, p. 424.
H. VANNOPPEN. Honderd Kortenbergse gebouwen. Op stap door tien eeuwen verleden. Boek en Vorm. Winksele, 1999, p. 142-143.